Berichten voor Princenhage
  Nieuwsarchief
  Evenementen
  Zoek winkel of onderneming
  Uitgaan en eten
  Winkelen in België/Frankrijk
  Princenhage in foto's
  Kerkelijk leven, moskee
  Weerberichten
  RECLAMEFOLDERS
  Albert Heijn
  Aldi Supermarkt
  Dirk van den Broek
  Etos Princenhage
  ISPC-Hanos
  Jumbo
  Lidl Prinsenbeek en Breda
  Makro aanbiedingen
  Sligro folders
  Winkelhart Etten-Leur
  Apotheken
  Banken/geldautomaat/Mr Cash
  Bibliotheek, digitheek
  Brandweer
  Dierenzaken
  Dokters, geneesheren, tandarts
  Gas en licht, energie
  Links naar andere sites
  Gemeente, afval, zorg, vervoer
  Internet, WiFi
  Musea
  Onderwijs, kinderopvang
  Politie
  Postkantoor
  Sport / recreatie
  Televisie kijken
  Verenigingen, sociaal werk
  Wonen in Princenhage
  Wijkraden in de omgeving
  Wijkblad-Lapteen-De Stem
  Princenhage in een notedop
  Colofon
  Genealogie Kuipers
  Zonwering Breda Nooren van der Avoird

 

 

 


Het verhaal van de Vloeiweide. Gedramatiseerd door Rinie Maas
Gedenksteen Broer Touw die sneuvelde op de Voeiweide bij Rijsbergen

Niemand minder dan onze Princenhaagse schrijver Rinie Maas heeft op de hem zo kenmerkende, indringende en pakkende manier de gebeurtenissen op de Vloeiweide aan het eind van de tweede wereldoorlog samengevat. Zijn verhalen zijn tot stand gekomen door lange gesprekken met familieleden en door minutieus onderzoek in de geschriften uit die tijd. Inmiddels zijn de stukken in delen gepubliceerd in de pers, maar ter gelegenheid van deze herdenking kunt u ze alle nog eens nalezen op deze website

a.s. Zondag 10 oktober vindt de stille tocht naar de Vloeiweide weer plaats. Het programma vindt u elders op deze pagina. De organisatie stelt ook uw aanwezigheid heel erg op prijs.


De post op de Vloeiweide

De Lange (1)

“De Lange” was zijn bijnaam. Hij hoorde vanaf het begin bij de post op de Vloeiweide. Voor de veiligheid hadden alle leden van de verzetsgroep andere namen. “Ik word vergeetachtiger”, zei op een dag De Lange, licht spottend. “Nou weet ik zelfs mijn eigen naam al niet meer”.
In een verzetsgroep moest je geen namen kennen. En liefst niet eens, volgens hem, van jezelf.
Een bijzondere kennismaking, die dag had de journalist Joris van den Berg, die boeken over sport schreef, zoals “temidden van de kampioenen en “mysterieuze krachten in de sport” en over “het Bredase circus Bever”, op de zandweg ver buitenaf aan de voet van de uitgestrekte bossen van De Rith. Het gebeurt niet iedere dag dat een vent je staande houdt met bijna achteloos een pistool in zijn achterzak. Hij was een boom van een kerel die hem achterop gekomen was, terwijl de schrijver kleine sfeerimpressies opschreef in zijn kladblokje. Zoals: “hier en daar ziet men nog ouderwets de mesthoop voor het boerenbedoeninkje liggen, alsof de tijd stilstaat, terwijl verderop de eerste Amerikaanse tractor de blinkende voren door het land trekt”…De Lange had hem in de smiezen en wilde de snoeshaan achternafietsen.
Hij wilde wel eens weten wat er precies in dat boekje werd opgeschreven.
Paul Windhausen, de commandant van de verzetspost De Vloeiweide, had De Lange op onderzoek uitgestuurd. Hij werd “de kapitein” genoemd. Zijn gezag was boven alle twijfel verheven. “Check die kerel even; niet dat hij mij ploerterig of “spioneerderig” overkomt maar controle loont, nu het gaat “klemmen”; iedereen die foto’s of aantekeningen, dan wel schetsen maakt, het hemd van het lijf te vragen”, zei Paul Windhausen. Hij zei het met gezag van een leraar. En dat was hij ook. Hij gaf schilder- en tekenles op het Onze Lieve Vrouwe Lyceum.
“Dat varkentje wassen we baas”, antwoordde De Lange.
En hij knipoogde naar broer Touw, die hij vriendelijk de raad gaf zijn valse snor eens degelijk bij te knippen en een andere bril te nemen. “Je lijkt met dat fondsbrilletje een professor-tje”.
Henk Touw uit Princenhage, wiens vader een timmerfabriek had aan de Haagweg en in het geval van hectisch werk zelden snel van slag was, was niet de persoon die gauw kwaad werd.
“Ik vind het eerder een brilletje dat erg lijkt op dat Titus Brandsma draagt”, plaagde broer Touw terug. “Aan die man kun jij - en wij allemaal trouwens - een voorbeeld nemen. In 1933 was hij al actief en wist hij precies wat nazi-Duitsland van plan was en dat gold hier van Hein Hoeben en kapelaan van Lierop van de Driesprongkerk; die hebben zelfs de heroïek gehad om de KWP (Katholieke Wereldpers) op te richten tegen Hitler Duitsland: ze zijn niet veilig gebleken: ze zijn alle vier vermoord en Titus Brandsma op de eerste plaats: ik heb heel wat artikelen van hen tegen het nazisme gelezen; ik kreeg ze van mijn ouders, diepvrome mensen…zodoende”. Broer zoog de lucht van de bossen van de Rith in zijn longen. Hij vervolgde: “In 1938 kregen ze van Hitler te horen dat ze het nazisme over heel de wereld schade toebrachten en desondanks zette ze hun schriftelijke verzet door. Goebbels heeft nog bericht: “staakt uw anti nazi-campagne of wij zullen u vermoorden op het ogenblik van den inval”. Broer wist te vertellen dat zij later waren opgepakt en dat zij in 1942 zijn vermoord. “Voor de christelijke wereld zijn het geloofsgetuigen; het zijn voorbeeldige mensen geweest”, besloot Broer. De Lange luisterde aandachtig en keek nog eens of zijn verzetsvriend zijn plaagstootje niet op zijn fatsoen had getrokken, hetgeen gelukkig totaal niet het geval leek. 

De Kapitein (2)

Henk Touw was geen man die tijdens de oorlog met grote woorden over zichzelf sprak. Hij was de man die belichaamt dat er mensen in deze wereld zijn die, ondanks alle gevolgen, een keus maken tussen Goed en Kwaad, vóór het vaderland, tègen de bezetter. Zo’n man was Henk Touw die een uiterst vakkundig Marconist was en door zijn kameraden van de post Vloeiweide steevast “broer” werd genoemd. Nomen est Omen, zegt het woord: een naam is een voorteken! Als men Henk heet wordt men zomaar geen “broer” genoemd. Dan is er sympathie van de groep ten opzichte van zo’n individu. Wellicht is er ook veel respect van de verzetsgroep voor Henk Touw om andere redenen. Lang voordat zij bijeenzijn reist hij door het land met onderdelen van zendapparatuur in een koffertje voor collega’s in het verzet. En hij is al op de Vloeiweide maart 1944. In die dagen is het voor hem erop of eronder. Door de abwehr wordt hij – het prominente lid van de vereniging voor zendamateurs in het Zuid-Nederland - gezocht. Door het koelbloedige optreden van zijn moeder kan de marconist ontsnappen en naar boswachter Neefs vluchten. Daar krijgt hij onderdak. Met de toestemming van boswachter Neefs en de hulp van zijn broer Leo Touw en Jan Smit uit Princenhage brengt hij zijn zender, althans de onderdelen daarvan, uit de door de abwehr verzegelde timmerwerkplaats van zijn vader, over naar de Vloeiweide. Nadat op 4 september 1944 Brussel is gevallen en een snelle opmars van de Geallieerden naar Antwerpen en Breda in de lijn van de verwachtingen ligt wordt de zender operationeel. In huize van der Poel in Princenhage is de staf van het OD Gewest 16 in hoogste staat van Paraatheid. De afspraak wordt gemaakt dat Koos van der Poel, die het terrein goed kent in een klein uur van het Liesbos naar de Vloeiweide kan lopen, de binnengekomen berichten ophaalt voor verdere geleiding en verspreiding. De koerierster Jel Goossens en Lenie Kierzac zijn stand-by. Nu de zender in de lucht is worden drie marconisten aan Henk Touw toegevoegd: Johan Oberg (geboren 8-7-1907) uit Vlaardingen, Johannes de Vries (geboren 11-5-1918) werkzaam in Breda en Frans de Visser (geboren 4-5-1911) uit het Ginneken. Volgens Joris van den Bergh werden er zelfs drie zenders opgesteld. Er werd nog wel een marconist toegevoegd: Schoonens. Hij werd ziek en moest elders ondergebracht worden is zo de dans ontsprongen. Volgens Van den Bergh was een bezetting van vier te weinig om drie zenders te bedienen en besloot men met één zender te werken. Dit wordt niet gestaafd door het (geheime) rapport waarover de redactie van de Bredase Bode beschikt. Hoe het ook zij: de zender van broer Touw is in bedrijf geweest en vier marconisten hebben berichten ontvangen en verstuurd en zij hebben elkaar om het uur afgewisseld. Leo Touw, de 17 jarige broer van Henk Touw zorgt voor levensmiddelen en andere uitermate belangrijke hand- en spandiensten. Henk Touw is een zeer goeie jongen, een sympathiek man, ook voor zijn kameraden. Paul Windhausen en Broer Touw, beiden, zullen een cruciale rol spelen op de Vloeiweide. Hoe was het ook weer september 1944 in dit land van Brabant? Op het eind van de oorlog staken Duitse soldaten zich in het reddende burgerpak! Sigaren, sigaretten, shag, cognac, alles wilden zij ruilen voor een Ziviel-Anzug. Er was niet tegen te vechten! Er was geen houden meer aan! Infanterie zag je niet bij de Amerikanen. Alles zat tussen de wielen, achter metaal, in vechtwagens en in tanks. In verschrikkelijke tanks. “Wie Kathedrale so grosz!”, zeiden de Duitsers. Waren er maar enkele geallieerde tanks in de buurt van de Vloeiweide geweest, ten teken dat men de stad Breda voorbij was, dan waren alle Duitsers al op de Vlucht geweest en dan had het drama op de Vloeiweide niet plaatsgevonden. Het is 6 september, nà Dolle Dinsdag. De befaamde Nederlandse journalist van Bredase afkomst, Joris van den Bergh, schrijver van populaire sportboeken en gestileerde reality-verhalen, laat er geen misverstand over bestaan hoever het geallieerde leger al richting Breda gevorderd was. Nog geen meter! Men was teruggedreven naar Merxem, de voorstad van Antwerpen. Hij stelt vast: “de Duitsers waren erin geslaagd het gat weer te sluiten”. En hij vertelt dat dat schrijnt als men beseft dat het Duitse leger in volledige staat van ontbinding was. Enkele “jagers” hadden het hier gelegen leger op de vlucht naar Duitsland kunnen vernietigen. Dat gebeurde niet. De vluchtende Duitsers werden door de Feldgendarmerie teruggestuurd, zoniet dan de kogel. Er werd hergegroepeerd! Ook de Post Vloeiweide bleef bijeen door het lot van de omstandigheden. Joris van den Bergh, doet, na de bevrijding van Breda op 30 oktober, al in november 1944 verslag van de gebeurtenissen op de Vloeiweide. Hij typeert de leider van de Post Vloeiweide, Paul Windhausen. Ik lees van zijn hand: “de kapitein was een slanke, bijna gestileerde figuur, ’n pezige kerel met een scherpgelijnde benige kop, klare, bijna strenge ogen, een gekoerde, strakke ietwat tanige en gegroefde huid, zoals mensen hebben die veel in de wind en de felle zon hebben gestaan, clean schaven en met een gladgeschoren gebruinde schedel. Ik taxeerde hem op een goede veertiger…Men noemde hem “De Kapitein” en naderhand bleek mij, dat hij kunstschilder was en leraar aan het Onze Lieve Vrouwe Lyceum in Breda doch toen ik hem had gadegeslagen stond het bij mij vast dat hij de leiding had. Hij was “artiest”, kunstschilder maar hij was meer kapitein dan menig kapitein van professie. Vriendelijk en amicaal maar met een beslistheid en een accent dat de man eigen is die gewend is gezag en verantwoordelijkheid te dragen”...

De Machinist (3)

“De Kapitein” kwam bij mij zitten”, vertelt Joris van den Bergh. “Hij noemde zijn naam: Paul Windhausen”. Hij was, zo zei hij, officieel commandant van deze groep van ondergrondsen. Joris van den Bergh had voordat hij kennis maakte met “de kapitein” en op het moment dat hij bij Neefs nieuws van het front wilde halen aan den lijve ondervonden hoe buitenstaanders in de buurt van de post Vloeiweide streng in de gaten gehouden werden. Waarmee het “praatje”, dat de groep geen orde hield tot het rijk der fabelen behoort. Dat de activiteiten van de Post niet geheel onopgemerkt konden blijven is wèl waar. In Princenhage werd er openlijk gepraat. We komen daarop terug. Een ander idee bestaat “dat de draden van de zender, zichtbaar voor de Duitsers “in de bomen hingen aan de openbare weg”. Zulks is onmogelijk, feitelijk. Want iedereen weet dat de Post midden in het bos lag ver van de zandwegen en verharde paden en er waren helemaal géén draden. Leo Touw hielp zijn broer Henk zich te installeren op de Vloeiweide maart 1944: “Broer had het tamelijk geniaal in elkaar geknutseld”, aldus Leo Touw. “Met een klein antennetje en behulp van een oscillator kon hij en zijn mede marconisten het bereik overzee effectueren”. De kennismaking met De Lange van de bewakingsdienst beschrijft Joris van den Bergh als volgt: “Ik dacht al”, zei De Lange, aan zijn slappe hoed tikkend, “die vent heeft een bekend type maar nu herken ik je. Maar vertel me eens, wat doe jij hier in de buurt en wat doe je daar speciaal bij dat witte huis?” Joris van den Bergh vertelt dat hij een grote, sterke kerel van ongeveer 27 à 28 jaar voor zich zag, iemand met een onverschrokken gezicht, die voor hem stond in hoge laarzen naast zijn fiets, met een manchester rijbroek, een blouse met opgestroopte mouwen, genaamd De Lange, die hem secuur gevolgd had. Uit zijn achterzak kwam de kolf van een pistool tevoorschijn. De man was Van den Bergh achterna gefietst omdat hij “verkenning”, “spionage” vreesde. Nadat Joris van den Bergh hem heeft uitgelegd dat zijn huis aan de Turfvaart een schietschijf wordt, dat langs twee kanten beschoten wordt met bommen en granaten als de Duitsers en de Geallieerden het in deze buurt alsnog met elkaar aan de stok krijgen en dat hij daarom wil weten hoe het er voorstaat krijgt hij het antwoord op de vraag waarom hij begluurd wordt. “Omdat!….omdat ik je voor je raap zou hebben geblazen als je de man was geweest waarop ik loer. Er zit spionage in het spel…er moet er hier een zijn die zo nu en dan eens komt rondneuzen…we hebben enkele vermoedens, een idee wie het kan zijn, en als we ‘m vinden zijn we erg vlug met hem klaar”. Het boswachtershuis had Van den Bergh tevoren gezien. Het lag er rustig in een oase van groen; opvallend met zijn hagelwit gesausde muren, de rode dakpannen en de groene deur. Met tralies voor het kelderraam of een onverlaat er heimelijk op zoek naar spek zou gaan. Terwijl Van den Bergh en De Lange op het bospad staan te praten komt er ’n tweede wielrijder aan, ook op hoge laarzen. Van den Bergh: “Hij stapte af en bleef zwijgend bij ons staan. Het is in orde”, voegde de Lange, met wien ik gesprek was, hem toe”. Even later verschijnt nummer drie en toen kort daarop nummer vier kwam opdagen in een keurige blauwe pantalon en Schillerhemd met een jas om de schouder geslagen, middelmatig van lengte, nogal gezet met enige embonpoint, een buikje, type van een vlot en joviaal gentleman met een open prettig goedlachs gelaat – die Van den Berg later zou leeren kennen als “de machinist” – stelt hij zich voor. Wie met de machinist wordt bedoeld komt naar voren in het Gedenkschrift Vloeiweide 4-10-1944 door J. van der Sanden en C. Rombouts. Na de kapitein, Paul Windhausen is, de leider van de bewakingsgroep H. Brautigam uit Amsterdam, 49 jaar en stuurman van de grote vaart. Hij verblijft in Breda als tijdelijk inspecteur van de centrale distributiedienst, een dienst die niet in Duitse handen was maar door hen was uitbesteed aan de Nederlanders. Voedselverdeling door een bonnensysteem in een tijd van schaarste in door hen bezette naties is typisch geen Duitse klus. Een licht voordeel voor het verzet dat bonnen moest hebben om voedsel en kleding op de kop te tikken voor verzetsvrienden en Joodse onderduikers. Een nadeel was het ook weer. Distributiekantoren werden overvallen door het verzet en dat bleef menigmaal, door het vermoeden van samenwerking, niet zonder represailles. De machinist stelt zich aan Joris van den Bergh voor. “Jansen”, zegt hij. “Zeer populaire naam mijnheer Jansen”, merkt Van den Bergh ironisch op om hem te doen voelen dat hij begreep dat hij géén Jansen heette. Het was duidelijk! Zij kwamen even neuzen wat De Lange met hem aan het verhapstukken was. Nu het signaal op veilig staat ontspint een gesprek, waarbij Van den Bergh vraagt of zij ook het laatste oorlogsnieuws voor hem hebben. “En toen deelde zij mij details mede die buiten de gebruikelijke berichtgeving van welk berichten dan ook lagen zodat het duidelijk was dat de Post op de Vloeiweide over informatie beschikte die langs “geheime weg” werd verkregen”.

Het geheime dagboek (4)

Het is al laat in de avond als Jel en Lenie, de koeriersters bij de Post weggaan. Ze zijn graag bij de jongens. Ze kijken tegen hen op. En de jongens van de Vloeiweide hebben hun welnemen in de meisjes, al zijn ze nog jong. Jel is immers de zus van een van hun kameraden, Harry. “Bedankt voor de thee, de koeken en de verse boerenmik”, zegt Frans Visser. “We zullen het ons goed laten smaken. En allen knikken instemmend”.

De meisjes zijn blij met het compliment: zo dienen zij het vaderland op hun manier. Door de Post op de Vloeiweide met kleine benodigdheden te bevoorraden als Leo Touw, de èchte man van de bevoorrading, iets is vergeten. Stiekem hopen ze dat hij af en toe iets over het hoofd ziet. Want dat is een reden temeer om naar de Vloeiweide te fietsen. De meisjes zijn jong. De avond valt. Het wordt tijd om te gaan. De marconisten willen klaarstaan, na het eten, achter het boswachtershuis om de morsetekens te tonen met oranje vlaggetjes aan de Geallieerde vliegtuigen. Een grote wapendropping is aangekondigd. Die wapens zijn nodig, als de bevrijders, komend van over de grens, zullen willen doorstoten. Daarom wordt er op tijd gegeten. Buiten dralen de koerierster met hun fiets en ze wensen allen “smakelijk eten”. “Met een volle mond mogen wij niet praten van ons moeder!”, grapt een hunner. Maar hij heeft zijn mond leeg. En zegt: “welbedankt hoor dames voor het komen en tot de volgende keer weer”.
Door zijn noodzakelijke vlucht voor de Duitse abwehr, die hem geen moment met rust laat, heeft broer Touw maart 1944 onderdak gevonden bij boswachter Neefs; een elftal bij elkaar d.w.z. vader en moeder en acht kinderen (4 jongens en 4 meisjes), àlsook de 30 jarige Jan Nelissen, bijgenaamd Jan van Oss, die in dienst is als paardenverzorger bij de eigenaresse van de Vloeiweide mevrouw Bouman-Vlekke. Neefs is niet in dienst bij Staatsbosbeheer, wat velen menen, maar in dienst als jachtopziener van de landeigendommen van de heer Henkes, directeur van de Henkes in Breda èn bij mevrouw Bouman-Vlekke. “De woning van Neefs stond op een afstand van ongeveer 500 meter van haar villa. Nelissen had in de bezettingstijd een paar jaar als paardenverzorger op de villa gewerkt”, aldus J. van der Sanden en C. Rombouts in het gedenkschrift Vloeiweide 4 oktober 1944. Jan Nelissen is in 1913 geboren. Bij het uitbreken van de oorlog is hij 27 jaar. We mogen dus aannemen dat de Ossenaar op deze wijze een tewerkstelling in Duitsland heeft weten te voorkomen, terwijl hij dan nog niet weet dat het lot voor hem een veel zwaarder oordeel heeft als onderduiker en verzetsman van de Post Vloeiweide: namelijk de dood bij de meedogenloze overval van de, door het oprukken van de Geallieerden, geagiteerde Duitsers op 4 oktober 1944, 65 jaar geleden. Het is, om de context van de geschiedenis, juist te overzien, goed om twee data héél goed in het oog te houden. Allereerst Dolle Dinsdag in Breda op 4 september 1944 en de overval op de Post op de Vloeiweide op 4 oktober 1944. In die ene tussenliggende maand gebeurt er op en rond de Vloeiweide alles wat men niet bedenken kan. Op 4 september wordt de Post op de Vloeiweide operationeel. Ons geheime dagboek “Onze Post op de Vloeiweide” dat de Bredase Bode in bezit heeft zegt hierover: “Eindelijk zijn we met velen bij elkaar. We verlangen naar de vrijheid en menigeen heeft een litteken dat nog niet is geneezen door verzet en represailles van de Duitsers elders. We zijn druk bezig om ons te installeeren en de taken te verdeelen. De stem van Paul Windhausen doet wonderen: Hij spreekt zo kalm en zo gezagvol waardoor wij zonder murmereeren alles doen wat hij opdracht. Wij keken nog eens in de schuilkelder dien broer Touw hier in maart van dit jaar heeft gebouwd, samen met zijn broer Leo. Zo’n schuilkelder met die dikke boomstammen uit het bos heeft niemand in den omtrek. Daar kunnen we nog goed gebruik van maaken. Henk Touw wijst ons de weg en legt uit dat er wel anderhalve meter aarde is gebruikt om bommen en granaten tegen te houden. Hij zegt: “Als we hier zitten laaten we ons van den wijs brengen. Als het Duitse bommen regent gaan we zingen: “geef eerst onze fiets eens terug”…Wij weeten niet of Henk een fiets aan hen is kwijtgeraakt, bij bijna allen is dat wel het geval. En iedereen schiet in een onbedaarlijke lach. Het is goed dat we af en toe een grap maaken, ondanks de ernst van den zaak. Dat breekt de spanning van den dag”. Om los te komen van de manier waarop wij nù de situatie bekijken dienen we een andere rapportage te volgen. Hoe afgelegen en afgezonderd van de bewoonde wereld de Post in de Vloeiweide ligt beschrijft Joris van den Bergh in “de Post in de Vloeiweide”, die, omdat zijn huis aan de Roskam/Rijsbergseweg tussen de vuurlinies van de Engelsen en Duitsers kan komen te liggen, met zijn gezin onderdak heeft gevonden bij mevrouw Van Zundert (tijdens De Vlucht 12 mei 1940 geeft ze 72 vluchtelingen onderdak!) op treffende wijze als volgt: “Wij durfden hier in de eenzaamheid ook vrijelijk onze fiets gebruiken en gedurende ons gansch verblijf op Boomkesberg hebben wij daar geen Duitscher gezien. Het lag te ver voor de Kulturträger. Nabij de wegen, waar meer huizen stonden, viel méér en gemakkelijk te gappen. ’n Mooi stuk natuur rond Boomkesberg. Akker en weiden, hooge grond en lage grond die langzaam afglijdt naar de malsche Vloeiwei…In alle eenzaamheid een boerderij, een kwartier gaans…Iedere boer leeft hier in afzondering.
Zijn contact zoowel met de buuren als met “de bewoonde wereld” ontstaat bij het melkrijden naar de boterfabriek – een verre tocht – en bij zijn kerkgang naar Effen of naar Etten, wat ook weer en mijl of zeven is”. Uit Princenhage komt de heer Elst met zijn vrouw en drie kinderen in beeld. Ook hij duikt onder bij mevrouw Van Zundert, die het kennelijk allemaal niet teveel vindt. Als voormalig jachtopziener van Graaf de Marnix probeert hij uit de klauwen van de Duitsers te blijven. “Alle mannen tòt vijftig jaar kunnen ze gebruiken”, vertelt Van den Bergh.
Een onzekere ster probeert zijn plek aan de hemel te vinden. De koeriersters stappen op hun fiets. De commandant, Paul Windhausen, maakt veel indruk op de meisjes. Misschien is hij een onbereikbare liefde? Want een mens kan hondstrouw zijn èn een lotgenoot hebben, al was het maar voor zichzelf. Wat weet de Post en wat weten wij van dit wonderlijke uur tussen dag en nacht, waarin we zwerfdrift krijgen naar de verspringende punten van onze verlangens? De dichtgegane hemel bevat het. De sterren overschijnen het. Het woont in de struiken en de bomen van de Vloeiweide, waar eens het water over heeft gestroomd. Het woont in het toegedane hart van de hemel en ’t heeft zijn verstilde stem in ons binnenste. Paul Windhausen heeft een zelfportret gemaakt. Eén van de koeriersters heeft dat schilderij in huis. De Bredase literator Jan Ruwaard kent dat schilderij dat hem heeft geïnspireerd tot een ode aan de Vloeiweide. Zijn bijdrage nemen we straks op als waardering aan àllen van de Vloeiweide.

Dagelijkse gebeurtenissen (5)

Het nazomert en Frie Renard, die bij Neefs in de kost is, werkt op het land. Hij is vroeg begonnen en bijt in een boterham en neemt een slok hete koffie, die hij uit de woning heeft meegenomen. Daarna trekt hij de voren met de handploeg en het paard ervoor en hij ziet hoe de stalen scharen de grond zwart ondersteboven wentelen, zodat het, zoals hij het noemt, “zaaiensgereed” kan liggen. Hij slaat een kruisje. En eet zijn brood!

Frie heeft in Breda, van horen zeggen thuis, nog “de deurbidders” gekend, zoals Goeie Giel. Als de mensen daaraan vroegen: “wat moet je hebben Giel voor je gebedje tot heil van allen? Een boterham of een dubbeltje, dan zei hij: “leg het dubbeltje er maar bovenop!”. Vrouw Van Zundert komt voorbijfietsen en roept tegen de mannen die bij elkaar zitten om ‘n kleine emmer appelen naar binnen te werken: “Ge laot het oe maar goed smaoken hé jongens van Jan de Wit”. “Jongens van Jan de Wit”: iedereen lacht zoals ze het tegoedertrouw zegt! De weduwe Van Zundert is een fief vrouwke en ze staat altijd paraat om te helpen met beroep op haar zuivere christelijke geweten. De weduwvrouw fietst verder. Ze weet dat de jongens een verzetsgroep vormen en dat de dagen, gezien de berichten op radio Oranje, “gaan spannen”. Er bestaan een aantal officiële documenten die de taak van de Post Vloeiweide in deze dagen omschrijft. Door dit document heeft de Verzetsgroep haar impliciete gezag van de hoogste autoriteit: het Militair Gezag. Het consigne luidt: “zoodra de geallieerden Breda hebben bereikt dient u zich bij de Boswachterij Neefs te verzamelen om als verspieders en gidsen met de bevrijders op te trekken. U werke hierbij in een zône, die zich uitstrekt van Baarle Nassau tot dicht bij den sector Wouw”. De Post op de Vloeiweide staat voor een groot dilemma. Het antwoord op de vraag waarom de Post, zonder zich te verspreiden, ongeveer een maand vanuit de Vloeiweide gewerkt heeft door zich met zeventien man te verenigen met een gezin van acht kinderen met alle enorme gevaren vandien is simpel: het bericht op Radio Oranje op 5 september 1944 dat de geallieerde troepen “voet op vaderlandse bodem had gezet” heeft de groep bij boswachterij Neefs bijeengehouden, ook al zag de Post al vlug in dat het bericht te voorbarig was omdat onder andere in de stad Breda velen van de NSB en de SS op hun functies terugkeerden. Maar hetgeen vandaag nog niet was dat kon, gezien de oprukkende troepen, morgen zijn. Een allerredelijkste gedachte! Hoe voorzichtig de Post op de Vloeiweide is blijkt ook uit een artikel van Gerard van Herpen, dat de chroniqueur van Dagblad de Stem in 1975 het licht laat zien. Het is treffend getiteld: “De mannen op de vloeiweide waren géén avonturiers”. Dat de Post blijft heeft ook te maken met het extra werk, waarmee zij van hogerhand wordt belast. Iedere dag worden de transporten en de posities van de Duitsers in de gaten gehouden en ten behoeve van naderende geallieerden geregistreerd. Het houdt alle mannen van de Post bezig, zelfs in een moment van betrekkelijke rust. Uit het geheime dagboek: “Johan is erg geschrokken”. Bedoeld wordt verzetsman Johannes de Vries. “Hij dacht gerucht van zwaar voertuigmaterieel te horen. Met zijn oor heeft hij, zegt hij, op het bospad gelegen om te hooren wat het zijn kon. Kon het een Duitse jeep zijn met dubbele banden nu bekend is dat het peilen door de Duitsers is geïntensiveerd? De schrik had Johan ook weer niet zo in zijn greep dat hij zich, na zich in de struiken te hebben verborgen, niet tegoed deed aan de bramen die binnen zijn handbereik lagen. Even later passeerde een boer op een tractor die “Heu” riep, zoals ze hier in Brabant gewoon zijn te zeggen. “Zèn de braomkes al goed rèp jong?”, vroeg de boer. Waarop Johan goed geluimd zijn duim opstak.
Het dagboek vervolgt: “ Gisteren heeft de groep geseind met de vlaggetjes door morsetekens achter de boswachterswoning. Er kwamen geallieerde vliegtuigen over. Begrepen zij de boodschap dat de Post een dropping van wapens verwacht? Eén vliegtuig ging hooger de lucht in, viel terug op het punt waar hij vandaan kwam alsof hij een uitroepteken wil plaatsen. Wellicht een dapperen vliegenier, schrijft het dagboek, die aangeeft: “Ik heb jullie begrepen”.
Door de Post wordt in kaart gebracht waar de Duitsers hun landmijnen ingraven en waar hun tankvallen liggen ter hoogte van Effen en de rijksweg in aanleg van Breda naar Moerdijk. Iedere nacht wordt in de stellingen van de Duitsers doorgedrongen met behulp van de terreinkennis van Janus van den Heuvel, Jan Nelissen of Neefs. De Duitse linies worden gepasseerd om de geallieerden, die inderdaad vorderingen maken en dan weer een stapje terug zetten, of tactisch of noodgedwongen, te informeren. De grootste voorzichtigheid wordt in acht genomen. Als wordt medegedeeld dat Engelse vliegers op het terrein van de Vloeiweide wapens en munitie zullen afwerpen maar de parachute door een rukwind tever afdrijft en dit te gevaarlijk wordt gaan de jongens niet bij de pakken neerzitten. Van lieverlee verzekert de Post zich op een andere manier van wapens. De heer Verdaasdonk, rechercheur van politie in Breda, die veel voor de Post op de Vloeiweide doet, speelt hen op buitengewoon moedige wijze vijf revolvers in handen uit het politiedepot. De Verzetsgroep wil meer wapens buit maken. En oorlog is oorlog. Het kan gewoon niet met schone handen. Het gebeurt dat een Duitse soldaat wordt koud gemaakt; het lijk werd in een droge sloot gelegd, het gedolven graf werd aangestampt, mos en bladeren erover heen en Bruno is spoorloos verdwenen, wellicht snel gedeserteerd, zoals, ondanks dreigementen, dagelijkse praktijk is. Duitse deserteurs kunnen de kogel krijgen. Ze houden zich schuil in de bossen. De führer houdt stand in Berlijn. De V1 en V2, het verschrikkelijke geheime wapen waarmee de nazi-top dreigt zal binnen niet al te lange tijd worden ingezet. Dat heeft, door de verliezen, een steeds furieuzere Goebbels verklaard. Stand houden en terugslaan, en het verzet, hard de kop indrukken: dat moet nu in Nederland het parool zijn. Obstructie zal vanaf nu nog genadelozer worden beantwoord. “Genade voor de vijand is moord op eigen volk!”, schrijft de nazi propaganda machine.

EEN AVOND IN OKTOBER (6)

“Komde binnen een kop koffie drinken?”, roept moeder Neefs, de boswachtersvrouw. “Er gaan veel makke schapen in een hok hoor!”…De Post Vloeiweide maakt geen aanstalten. De mannen zit buiten in de wei rond een knappend vuurtje. Ze praten, ze lachen; ze wisselen ondereen hun gedachten. De dag geeft nog zijn licht, dat puur is.

“Die bunker aan de Marksingel in Breda in zijn Hans en Grietjestijl is voor de bevrijders levensgevaarlijk”, zegt Paul Windhausen. “Alles is nep aan dat ding. De ramen en de deuren en zelfs de gordijntjes zijn erop geschilderd. In heel Nederland is zo’n bastion niet te vinden. Hebben we dat ding goed in kaart gebracht?”….Jan Nelissen, die er veel opuitgaat grijnst.
Vanuit het huis van een vriend aan de Boeimeersingel heeft hij het hele geval, dat voor de geallieerden, ‘dodelijk’ kan zijn, nagetekend. Hij heeft er Hitler bijgezet met een wolvenkop.
En erbij geschreven: “Dit lijkt van ver af een sprookjeshuis. Maar het is een ordinaire bunker, ingepakt in houten wanden met een kap erop. Pas op voor “de nazi-schapen” in wolvenhuid”.
In een grote kring rond de Vloeiweide zijn bunkers, tankvallen en afweergeschut aangegeven. Paul Windhausen luistert hoe het een en ander is gedaan. Hij knikt tevreden en legt een extra groot stuk hout op het vuur: enige rust; het kan nu lijden. Rust, stilte, de Vloeiweide ademt een aangename sereniteit. Frans de Visser heeft een verhaal gehoord. Hij doet het rustig uit de doeken. Een verzetsman heeft een “ batterij” SS’ers verrast. Hij heeft volop appels aan hen verkocht en zich daarna snel uit de voeten gemaakt. Uit een aantal appels in de emmer heeft hij met een piepklein boortje voor de kurk van een fles een gaatje in het klokhuis gemaakt en daarin rattenvergif gedaan. De schil heeft hij weer toegedekt. De man vermoedt dat hij zo een aantal heeft laten kreperen. Iedereen houdt zijn oren gespitst. Maar daarna kijken allen weer in het vuur, behalve broer Touw. “Ik vind dit moeilijk”, zegt hij rustig, zoals altijd. “Ik zal me hard verzetten uit noodweer en dan geen enkel moreel bezwaar hebben. Want dat bestaat er niet als je wordt aangevallen. Maar moord zonder meer, zelfs op de vijand…dat toch niet”, oordeelt hij. Broer grijpt terug op de 10 geboden. Hij is rooms-katholiek, zoals de meesten. “Iedereen gelooft wel iets”, zegt hij. “Maar het kan ook een waarheid zijn dat er een God is waar je later rekenschap van je daden moet afleggen”. De groep laat het daar ook bij. Broer heeft moreel gezag. Het gesprek kabbelt voort. Het gaat ineens over Darwin en Galilei. Een kolfje naar de hand van de intellectueel Paul Windhausen. Hij legt uit dat atheïsten steeds beweren dat de kerk denkt dat de aarde plat is. “Pure hetze, van die lui”, zegt hij. Naast Galilei kon je in zijn tijd een geleerde Jezuïet zetten en dan waren ze het volstrekt eens dat, zoals de Grieken al leerden, de aarde sferisch was, bol en rond. “De stelling dat de aarde plat was zouden beiden als zéér dom hebben afgedaan”, zegt hij, waarna hij overgaat naar de Oersoep, die evolutie heet. “Het liefst heb ik het over gewone soep”, zegt Henk van de Sande. Over de weide davert de lach van de Post Vloeiweide als een salvo. Het is oktober. En hier en daar kleurt er al melancholiek een geel blad aan de bomen. Moeder Neefs komt naar buiten met een dienblad dampende koppen koffie. “Dan zal ik de heren hier maar bedienen”, zegt ze lachend. “Is er nog nieuws?”, vraagt ze. “Het is nu de kunst rustig af te wachten moeder Neefs”, antwoordt Paul Windhausen. Johan Oberg wil weten wat er nu precies is misgegaan met de berichten op radio Oranje die bijna een maand geleden tot Dolle Dinsdag hebben geleid. “Ik heb er niet in geloofd. Het ging mij te vlotjes”, zegt Ome Piet (Van Brautigam), die het woord neemt. Hij raadpleegt zijn schrijfsels. Hare Majesteit heeft gezegd: “Gij weet dat de bevrijding voor de deur staat”. En radio Oranje luidde haar boodschap in: “Luisteraars, het is bijna zover. Waar we jaren op gewacht hebben staat nu eindelijk te gebeuren”. De boodschappers zijn De Jong en Van den Broek, deskundige waarnemers. Wat later op de avond hebben de anderen ook gehoord dat Minister President Gerbrandy het scherper stelde. Daarover discussiëren ze. Hij zei, citeert woordvoerder, ome Piet: “Nu de geallieerde legers in hun onweerstaanbare opmars de grens hebben overschreden, wil ik u, uit naam van u allen onze bondgenoten een hartelijke welkom toeroepen op onze vaderlandse bodem.” “Geweldig…in één woord”, vervolgt Piet, maar tòen dacht ik wel - de Amerikanen zaten in Maastricht - geldt dit nu voor Limburg en Brabant samen? Ze werpen op dat later door de BBC is uitgezonden dat “naar in regeringskringen verluidt de geallieerde legers Breda hadden bereikt”. Dat was preciseren zij: maandagavond 4 september 1944 om 11.45 uur. Het helaas valse bericht kent menigeen uit zijn hoofd. Piet bevestigt dat het klopt. Het staat op zijn blocnote vermeld. ”Mijn twijfel werd toen nog erger”, zegt hij. “Een doorbraak in Limburg en hier: dat is een soort tweefrontengevecht. En niemand in Breda had een Tommy gezien! De ene boodschap stemde niet overeen met de andere; niet één bericht was helaas hetzelfde”…
De groep van de Post Vloeiweide zit op deze dagen in oktober bij elkaar. Ze voelen de hechte vriendschap voor elkaar. Een leeuwerik klimt omhoog in de val van de avond. Johannes de Vries plukt de malse klaver en wrijft zijn schoenen blinkend schoon. “Wie er ook komt ik zal laten zien dat ik van moeder altijd gepoetste schoenen moet dragen”, grapt hij. Broer Touw knauwt ontspannen op een grasspriet en zegt achteloos: “Komt het gezelschap of komt het gezelschap niet; het is maar hoe je het ziet; het dient zich aan; of het je tegenstaet of ervan geniet;”, dichtte vondeling. Ook Broer lacht. Want hij vraagt zich af of de dichtregels werkelijk van Vondel zijn of van hemzelf in een vlaag van poëtische inspiratie. Verderop beurt een koe klaaglijk. Hij komt zwart voor de dalende zon kijken bij het hek van de wei. In de sloten ligt het water goud verpuurd. Het blad van de berkenbomen wiegt traag in het blauw van de lucht. Hoe vredig is de Vloeiweide nu. Het ene deel van Europa is in 1944 in hetzelfde uur U kennelijk het andere niet. Als het de tot katholiek gedoopte Jood Viktor Ulmann in Theresienstadt gelukt om Joden in het concentratiekamp de katholieke dodendienst 'Requiem Theresienstadt' te laten spelen en de opera 'de Kaiser von Atlantis' is de nazi-top nog vol bewondering aanwezig. Er wordt gefilmd en de film wordt wereldwijd verspreid onder de noemer: “Ein dokumentair aus dem Jüdischen Siedlungsgebiet”, d.w.z. een documentaire uit het Joods vestigingsgebied en de ondertitel luidt: “Der führer schenkt die Juden eine stad”. Als de opera wordt verboden omdat de Duitsers doorhebben dat hij teveel associaties heeft met de ondergang van het derde rijk gaan de spelers oktober 1944 naar de gaskamers, juist als de Post Vloeiweide zich opmaakt voor verzet dat allernoodzakelijkst is!

DE BRIEF VAN BROER! (7)

De vluchtpoging van broer Touw maart 1944 naar Sjors Aarts is geslaagd. In essentie komt dat door het optreden die dag door moeder Touw. Het is nog winter en verrekkes koud buiten en ook in huis. De wacht heeft er last van! Af en toe slaan ze zich warm. Vanuit de keuken bekijkt moeder Touw dit met genoegen. Want er is schaarste tijdens de oorlog. En al brandt de kachel soms gezellig als een lier. Moeder Touw piekert er niet over om het vuur aan te maken, ook al wordt daar uitdrukkelijk door de NSKK mannen naar gevraagd. Als zij besluiten de wacht te wisselen, hetgeen enkele minuten duurt, kan broer op de vlucht gaan. De zendpost Vloeiweide wordt, dankzij het werk van Broer Touw, opgezet. En dan al, tijdens een van zijn bezoeken, verneemt Leo Touw van zijn broer Broer Touw: "dat hij contact met "ze" heeft gehad. Vast staat dat vanaf die tijd al contact is gemaakt met de Inlichtingendienst Londen. En "ze" dat zijn vanaf 23 augustus de Geallieerden. Maar er is veel meer werk aan de winkel op de Vloeiweide. Met de stootkar sjouwt Leo Touw vanaf lente 1944 diverse soorten hout af en aan. Ze dienen om banken en schappen te maken om te kunnen zenden in een bij Neefs gegraven schuilkelder, indien nodig. Leo en Henk werken met plezier aan de afwerking. De goed gestutte afdekking wordt met boomstammen verhoogd, met zand, mos en heide afgedekt en zo verschijnt in het landschap, aan de rechterkant van de boswachterswoning, een bultig stuk gras en heide alsof het er "altijd al lag". De schuilkelder is 1.50 breed en inwendig 2.00 meter hoog en enkele meters lang. Wat is er van waar dat er over de Vloeiweide werd gepraat? Leo Touw bevestigt dat het zo is. In de kapperszaak van Jo Captein aan de Haagweg, daar waar de Tour de Francerenner Wim van Est zijn friteszaak had, ter plaatse van het huidige Bierreclamemuseum, daar had iemand er plezier in De Vloeiweide ter sprake te brengen. "Jan Smit is er op afgestapt en heeft tegen de betrokkene gezegd: als het niet afgelopen is dan snoeren we jou de mond". Na de inval op 14 maart 1944 heeft Broer zich vermomd met bril en snor. Leo Touw: "dat heeft hij een tijdje volgehouden. Zijn broer Daan, de priester Lazerist, heeft hem zo, op bezoek op de Vloeiweide nog gefotografeerd". De naam Hattink valt. Hij leerde Broer Touw in 1936 seinen. Kwam Broer door Paul Windhausen bij de groep? "Dat klopt", antwoordt Leo Touw. "De buurman Loomans kwam zeggen dat er telefoon was van een zekere Paul Windhausen". Dat was eind 1942 preciseert hij. "Moeder zei: "kijkt er maar mee uit Broer! Het is zo'n Duitse naam!""Er is tòen al afgesproken dat op de Vloeiweide een zendpost zou worden opgericht". Op 6 september 1944 wordt de Post - logisch - operationeel na de bevrijding van Antwerpen. 

Op 21 september 1944 schrijft Broer Touw aan zijn moeder een brief . Goed is de brief omdat hij zijn moeder kust vanwege haar verjaardag die pas is geweest op 8 september 1944. Ongemakkelijk leest de brief thuis waar iets doorschemert van het onheil dat Broer niet geheel onafwendbaar acht, gezien zijn woorden: "hoop spoedig weer met Gods hulp in uw midden te zijn en "Alleen met Gods hulp, kom ik hier doorheen!". Voorzichtig optimisme is op te merken aan het eind van zijn in prachtig schoonschrift geschreven brief als Broer opmerkt dat hij op de Vloeiweide alles eet. "Het eten is uitstekend hoor! Dat zal straks een gemak zijn hè". En met een heel aardig vleugje humor voegt Broer Touw eraan toen "dat het dan toch ergens goed voor is geweest". Ook lezen we dat hij alles "blieft". Dat meldt Broer zijn moeder. "We waren appelmoes gewend", legt Leo Touw uit. "Vader moest licht verteerbare kost hebben". Broer heeft er schik in dat hij zijn moeder kan laten merken dat hij salade en bietjes eet. Ze kan nu alles voor hem koken! Uit de brief: "Moeder, bedankt voor schoon goed en de kaart; heb er nota van genomen. Die windsel is hier hoor. Dus hierover geen zorgen. Daan heeft dus een aardig wandelingetje gemaakt, ja, dat is gezellig dat hij thuis kon blijven tot de zaak gezuiverd is maar, enfin, gehoorzaamheid, is 'n schone zaak hé. Hierbij nog 10 eieren, heb ik hier in de buurt op de kop getikt en zijn voor de zwakken thuis. Ze kosten niets hoor! Verder hier geen nieuws. Dus eindig maar en hierbij 'n zoen voor Uw verjaardag en voor Vader ook”. Er volgt nog een soort naschrift dat Broers karakter tekent:
“U schrijft in het vervolg geen "U" naar mij hè! Ik ben dat verplicht tegenover U. Maar u schrijft tegen mij in het vervolg Jij of Je", schrijft Henk Touw. Deze 2e persoon enkelvoud staat in de brief in kapitaal, d.w.z. met hoofdletters, ten teken hoe serieus Broer dit meent.
Om Broer Touw, die loyale en zeer verantwoordelijke Verzetsjongen, te begrijpen moeten we zijn omstandigheden en achtergrond kennen. En het gezin waaruit hij voortkomt. Het is een gezin dat plichtsbetrachting hoog in het vaandel heeft. Er is een collectief maar ook een individueel geweten, zoals ook de kerk leert. Daaraan dient, vinden moeder en vader Touw, te worden beantwoord. De eisen die aan de kinderen gesteld worden zijn hoog, ook in deze moeilijke oorlogsjaren.Tegelijk is het een oergezellig gezin met een ruim zicht en een ruime geest, vele jaren fysiek gekneveld door de T.B. In die sfeer hebben Daan en Wim roeping als priester Lazerist. Ze worden opgeleid in Wernhoutsburg vlak over de grens voor Wuustwezel.
Omstreeks 20 september brengt heerbroer Daan een bezoek aan Henk op de Vloeiweide. Hij neemt hem de biecht af. Het is niet meer dan normaal! Godsdienst is ingebed in het dagelijkse leven. Een flinke morele steun! Het is een ritueel net als de periodieke haarsnijbeurt door koster Van Stokkum. Tommy de hond, zo vernoemd naar de mode van de tijd omdat iedereen op de Tommy's wacht die ons komen bevrijden, mag op een dag mee. Hij komt kwispelend en uitgelaten rennend door de dreven mee. Op de Post is Broer aan het zenden en luisteren. Als Tommy op zijn schoot springt wordt hij afgeleid en mist een paar codes maar hij telegrafeert in korte tijd alweer terug. Van Stokkum is aan het werk gegaan. Hij scheert en knipt allen.
Bij boswachter Neefs meldt zich een vreemdeling en dat leidt bij de Post tot grote argwaan!

JEL GOOSSENS VERTELT (8)

“Je zou denken dat je wijzer wordt”, vertelt Jel Goossens. “Ik ben van 1 maart 1916; ik ben 93 jaar jong. Maar in het persoonlijke vlak begrijp ik van de Vloeiweide mìnder”. Ze licht dit standpunt als levende ooggetuige van de Post op de Vloeiweide toe. Dat haar vader (Gerardus, Hendrikus van der Sande) en haar moeder (Anna van Keen) de nazi-moord op haar broer Harry van der Sande destijds hebben kunnen verwerken en dat hebben kunnen overleven is voor haar, met het klimmen der jaren, hoe dan ook, een blijvend mysterie. Stonden je ouders achter zijn verzetswerk in het algemeen en zijn werk op de post in het bijzonder? “Nou en of!”, beklemtoont Jel. “Mijn vader met name gruwde van de bezetting door de Duitsers en het allerergste zal hij hun jodenvervolging hebben gevonden. Daar was maar één antwoord op mogelijk, ook voor de kinderen, als ze het wilden, in de kracht van hun leven: verzet!” Harry van der Sande heeft, nadat zo’n 40 Duitsers, volgens de Haagse Post van 8 oktober 1966 een omsingeling tot stand brachten op enkele meters van elkaar, samen met Jo Oberg, proberen uit te breken. Ze worden, volgens het relaas van de Haagse post, acuut gemitrailleerd onder leiding van de NSSK man een zekere Geesink die de dood op zijn Duitse commandant Steinmeyer wreekt. Harry is met Jo op 500 meter van de schuur, waar hij op het terrein van Neefs zijn onderkomen had, neergeschoten met drie schotwonden in de linkerslaap en een in zijn linkerpols. Wat boswachter Neefs, die zich ook schuil kon houden door bekendheid met het terrein wel lukte werd voor Harry een fatale onderneming. Bij zijn werk wist Harry dat hij door thuis van harte werd gesteund en dat heeft hem, tot de dramatische afloop, optimistisch op de been gehouden. “Ja, hij was vrolijk en aardig Harry. Een ongelooflijk leuke broer, aan wie ik me optrok”, blikt Jel terug. Zijn moeder, Anna van Keen, had meer zorgen. En die uitte ze ook wel eens? “Ja, dat is het moederhart hè. Dat hart drukt toch eerst het kind tegen de borst, ook als het ouder is geworden. Een moeder heeft geen leeftijd., zeggen ze. Zij is de eerste liefde van de man en zo is die eeuwige moeder zoonrelatie, als het goed is”. Tussen moeder en Harry, getuigt ze, was het heel goed.
Een lieveling? “Zeker. En voor een moeder tellen de jaren van een kind evenmin”.
Voor Jel is het verlies van haar broer een trauma van jewelste geweest. Gelukkig heeft ze samen met anderen van die verschrikkelijke nazi-moord, zonder vorm van proces, na de oorlog een jaarlijks herdenking kunnen maken, waarbij ze het dodenappel uitspreekt. Zo is zij door de jaren gekomen. Door de herdenking vanaf 1946 mede vorm te geven. Bij het drama van haar broer bleek het verlies te schrijnen van Paul Windhausen, de man die haar hart stal door zijn oprechtheid en fijnzinnigheid. Ik heb zin om haar op details te bevragen. “Doe dat”, zegt ze monter. “De tragische afloop van de Post haal je wel uit alle gegevens die je hebt verzameld en dan blijft die ellende me bespaart”. Ze zucht diep, na een allerhartelijkst welkom aan de deur. “Rinie, wat ben ik blij je te zien. Dat is lange tijd geleden. Kom binnen”.
Ze gaat koffie zetten en ik bekijk haar huis met de knusse tuin met voor het bezoek de tafel en de stoeltjes waarlangs de druppels afglijden, na een frisse regenbui die de benauwdheid uit het huis heeft gedreven. Bij de uitroep: “waar ben je, want ik kan je niet missen?”…constateer ik dat Jel haar “mercedes” mist. De rollater staat achter haar rug en gewapend met dampende kopjes koffie komt ze de huiskamer in en speculaaspoppen zo groot als boterhammen, die voortreffelijk smaken. Jel voert het woord. Ze maakt duidelijk dat de Post “geen los zand aan elkaar” is geweest. Dat zou een groot misverstand zijn. Hoewel van een tever doorgevoerde piramide opbouw – inzake regie en bevelvoering – geen sprake was, heeft zich in de loop der tijd (binnen 4 weken van 5 september tot 4 oktober) een natuurlijk leiderschap ontwikkeld van 1. Paul Windhausen, de kapitein en onder hem “Ome Jo” en “Ome Piet”, gemoedelijke namen ten teken dat men zich in het verzet elkaars lotgenoot en gelijke was. Met de “ooms” worden bedoeld Jo Oberg (geboren 8 juli 1907) en Piet van Brautigam (geboren 18 maart 1895). Dat door de andere jongens beiden tegoedertrouw met “oom” worden aangesproken betekent, wat Paul Windhausen ook voorstond, dat de beleidslijn duidelijk is. Bij twijfel over een actie, de al dan niet noodzakelijkheid van fouillering ter plaatse, het tijdelijk gevangen zetten van de praatgrage Willem uit Princenhage; over alles werd met genoemden overlegd. We kijken naar de foto’s van de jongens van de post Vloeiweide en over allen heeft Jel wel iets te melden. Hoewel de definities allemaal wel iets van elkaar verschillen schetst de koerierster van de Vloeiweide ze stuk voor stuk als door en door betrouwbare, innemende en rechtdoor levende kerels. Bij Januske van de Heuvel kan ze niet nalaten te glimlachen. “Zo’n leuke flapuit!”
Het onrecht dat de heer Kierzac, de vader van medekoerierster Lenie, door de stad Breda is aangedaan door hem te vergeten als bevrijder; dat wil zeggen niet te onderscheiden, noemt Jel, getrouw aan haar lotgenoten, een grof schandaal. Tijdens het schrijven van dit wekelijks feuilleton hoor ik meer klachten hierover van nabestaanden; je zou dus denken dat de gemeente Breda iets heeft in te halen, ook postuum. Ik heb de gelegenheid gehad het huis te bekijken. En het is voor de schrijver van dit feuilleton géén klein detail zes (!) schilderijen bij Jel Goossens van Paul Windhausen aan de muren te zien: zeer overtuigende schilderstukken, bewijs van een groot talent, stadsgezichten, een zelfportret met schilderspalet in de hand, een ontroerend corpus van Christus; een Frans dorpje met een bloemenstruik op de voorgrond en Breda in wintertooi, een schilderij dat terug is te vinden in de serie “Ach, lieve Tijd’, door de gemeente Breda. Met u verplaats ik me nu even van Breda… naar Roermond, dat bijna door de Amerikanen is bevrijd. Ik herinner u aan de eerste generatie van Paul Windhausen, vader en moeder. Pa Windhausen, vader van twee zonen, waaronder Albin en Paul en drie dochters, is een begenadigd kunstschilder. Zijn kruiswegstaties en ander scheppend werk in allerlei kerken in Nederland is bekend. De drie dochters van Windhausen moeten regelmatig poseren. Dan weer als Madonna dan weer al gewoon heilige. Had pa een pruimenmondje nodig dan zei hij tegen dochterlief: “zeg ‘ns pruumke”. Pa Windhausen beroemd kunstschilder. En zoon Paul een artiest met tekenpen en penseel. Als docent op het Onze Lieve Vrouwe Lyceum vanaf 1930. De oorlog breekt aan. Paul Windhausen gaat in het verzet. Hij richt de post Vloeiweide op. Bij de overval vindt hij de dood bij een vuurgevecht met de Duitsers, die de post hebben overvallen. Als heer van stand heeft ‘de kapitein’, zoals de bijnaam van Paul Windhausen luidt, de nazi’s gevraagd vrouwen en kinderen ongemoeid te laten. “Garandeer mij hun vrije aftocht”. Als antwoord krijgt Paul meteen de kogel. Van de Kerkhof speelt zijn rol. Dewelke? Dat komt nog! Op hetzelfde moment…vindt er een bombardement plaats in de Munsterstraat te Roermond en worden gelijktijdig vader en moeder gedood, die zodoende het bericht bespaard blijft over de lijdensweg die hun zoon gaat. Bij Jel hangen de stille getuigen van Paul en volgens een aloud geloof stappen zij met gedrieën gelijktijdig de hemelpoort in!

“BITTE, NICHT SCHIESSEN” (9)

“Niet schiessen, bitte nicht schiessen”, roept de 19 jarige Emile Neefs, na een vluchtpoging vertwijfeld als hij door een gericht geweerschot ter aarde stort. Emile hoort niet bij de verzetspost. Hij is de zoon van vader en moeder Neefs. Hij wordt neergelegd door een schot in de rug. Hierop volgt zijn smeekbede. Hij is jong, Emile en hij wil leven. Met een grimas op zijn gezicht begeeft zich een NSKK man naar de jongen een geeft hem een nekschot, vloekend en tierend, dat hun commandant Steinmeier is gevallen en moet worden gewroken. Op de Vloeiweide wordt niet alleen geoorloogd maar ook verschrikkelijke taal uitgeslagen, die moeder Neefs en kinderen in de kelder horen. Het is een manier van optreden waarmee een aantal NSKK mannen, het laagste schuim dat er, gezien hun de verklaringen die zij voor de Hogere Gerechtshoven later afleggen, zonder inzicht in oorlogvoeren, van elkaar navolgen.
“Waarom is Kirsten na de oorlog verhoord?”, vraagt een lezer mij. “Hij had genoeg van de oorlog, hij liet de jongere en fanatieke Steinmeier, die nog promotie wilde maken, zijn gang gaan en bemoeide zich nergens mee, dat mag toch, zou je zeggen?” Mag dat?, Wel, hier ligt nu net het gevoelige punt: Kirsten was op dat moment de Ortscommandant; hij had de leiding over de gang van zaken in Breda, ook over de Vloeiweide en hij deed niets. Dat betekent dus impliciet: dat hij, terwijl hij daartoe de gelegenheid had, ook nìets belette! En vervolgens gaat het om de misdaad. Op de Vloeiweide tekent die misdaad zich gaandeweg af, zoals het martelen en doden van verzetsmensen en een onschuldig gezin doden: moeder Neefs en haar kinderen. En Kirsten was er niet om ze een halt toe te roepen! Daarover is hij na de oorlog terecht over aan de tand gevoeld. Hij voelde ook nattigheid. Met de 11 Nederlandse NSKK mannen heeft Kirsten in 1945 proberen te ontkomen naar Duitsland maar dat is niet gelukt. Tot hun proces over de Vloeiweide, dat in 1947 begon, hebben zij vastgezeten. Daarbij was Kirsten op de hoogte dat zijn luitenant Steinmeier, zonder hiertoe een opdracht te hebben van zijn kant (Kirsten was de oorlog zat!) toch bezig was met de Vloeiweide. Volgens de NSKK man Cees van de Kerkhof, wiens rol ik uitgebreid zal belichten in het Breda van weleer van woensdag 24 september a.s, werden er al augustus 1944 plannen gesmeed voor een overval op de Vloeiweide (iets wat niet waar kan zijn. Want er was nog geen post; er waren wel enige voorbesprekingen en geheime voorbereidingen bij de O.D. en Broer Touw pionierde er in zijn eentje). Hoe het er 4 oktober 1944 aan toeging op de Vloeiweide, bij de overval, na het verraad, in zijn ogen vertelt Van den Kerkhof aan de Haagse Post op 8 oktober 1966, na het uitzitten van zijn gevangenisstraf en als zijn Nederlanderschap nog altijd is ontnomen, dat hij in 1973 zal terugkrijgen. Van de Kerkhof vertelt, wat ook elders is vastgelegd, dat Paul Windhausen de eerste verzetsman is die bij de overval omkomt. Geesing heeft ongevraagd het commando overgenomen van Steinmeier. “Hij zette ons in de aanval en zulke helden waren het daar nu ook weer niet”, zegt een nogal altijd triomfantelijke Van de Kerkhof, de fotograaf en de imitatieschilder van de aardappeleters met familieleden van de kant van zijn vrouw rond de tafel, dat in zijn etalage hangt. Broer Touw herkent Van den Kerkhof als handlanger van de Duitsers onmiddellijk. Zo ook Loesberg uit Breda en Van Gageldonk, die met mitrailleren tekeer gaat, ook uit Breda. Voor hen was de eis: de doodstraf. Hij is omgezet in “levenslang”. Van de Kerkhof geeft verder een gekleurd verslag in zijn eigen voordeel maar de namen die hij noemt kloppen, al zegt hij op z’n Bredaas “Geesink” inplaats van “Geesing”. De man met de Duitse herders in de deurpost van zijn winkel vertelt dat Windhausen met genoemde Geesing onderhandelt over een vrije aftocht van de vrouw en kinderen Neefs en dat hij sneuvelt voordat hij is uitgesproken. “Als de leden van zijn groep zich met het pistool in de hand een weg banen, worden ze achter elkaar met mitrailleersalvo’s neergehaald. Een paar worden gearresteerd”. Dit strijdt al met de Geneefse conventie van 1864. Want allen hadden, zonder verder geweld te gebruiken, gearresteerd kunnen worden. Het Hogergerechtshof straft ook de NSKK man jaren extra die de schuur in brand stak waarin Martinus van den Boogaard zich verborg. Hij werd uitgerookt en moest een marteling ondergaan. Hij had, hoewel zijn executie daarna wel vaststond, gewoon opgepakt kunnen worden. Ongevraagd en vermoedelijk te dom om te beseffen dat hij zijn oud collega’s nog eens brandmerkt geeft Van de Kerkhof een perfect verslag van de misdaden die op de Vloeiweide weer dáárna zijn begaan met het oorlogsrecht in de hand en afgezien van de vraag wie wie nu precies tot landverrader en oorlogsmisdadiger, hetgeen is vastgelegd, zal worden veroordeeld. Van de Kerkhof: “In het huis is het inmiddels een ravage; handgranaten hebben grote gaten in de muren geslagen”. Een navrante oorlogsmisdaad, volgens sluitende verklaringen, is de volgende: Emile, de 19-jarige zoon van Neefs wordt bij een vluchtpoging in zijn rug geschoten. Hij valt vlak voor het kelderraam, waarachter zijn moeder zich met de andere kinderen verborgen houdt. “Nicht schiessen, bitte nicht schiessen” roept hij vertwijfeld. Over het gezicht van een NSKK man trekt een harde grimas en hij geeft Emile het dodelijke nekschot. Het extreme geweld dat daarna wordt toegepast omschrijft Van den Kerkhof als volgt: “Geesing geeft bevel om het huis in brand te steken. Hij laat het luik voor het kelderraampje verwijderen en gooit er een handgranaat in. De vrouw van Neefs en zijn 16-jarige dochter Rietje worden op slag gedood. De 4-jarige Cornelis die zich aan zijn moeder heeft vastgeklampt, wordt door een mitrailleursalvo getroffen”. Hij zal later overlijden in de handen van de resoluut optredende rechercheur Gerrit Verdaasdonk van de Bredase politie, die verdere wantoestanden heeft voorkomen. “Eén van de handgranaten is tussen een voorraadje jampotten tot ontploffing gekomen. De overlevenden in de kelder liggen tot hun knieën en ellebogen in een rode brei”. Waarmee de heldendaden en misdaden van de Nederlandse SS’ers door Van den Kerkhof voortreffelijk uit de doeken zijn gedaan. In tegenstelling tot de Duitsers stellen zij geen enkele grens aan hun optreden. Dat niets doen van Kirsten, in het geval dat men bij machte is dat men wel wat kan doen, is in dit licht niet te aanvaarden.Met “ik heb het niet geweten” kan iedereen wegkomen, zoals alle naziekopstukken in Neurenberg ook hebben geprobeerd. Dat de Duitsers een verzetspost oprollen in oorlogstijd kan men, eerlijk gezegd, niet strafwaardig noemen, zij het dat na een oorlog voor gerechtshoven altijd verantwoording van handelen zal moeten worden afgelegd, zoals het hoort volgens het Volkerenrecht en alle van kracht zijnde universele verdragen.
Er is gemarteld en gemoord op de Vloeiweide door 11 NSKK mannen. Zij zijn hiervoor licht (er waren erbij die niets anders dan moesten chaufferen naar de Vloeiweide) en zwaar gestraft tot en met de doodstraf! Kirsten nu heeft zich als ortscommandant onttrokken aan iedere verantwoordelijkheid en is hiervoor 2 jaar gevangen gehouden. Niets zeggen, niets doen: is instemmen. Zou Kirsten, met een zeker inzicht wat absoluut niet kan, er zijn geweest dan was het wellicht heel anders gelopen. Misschien had Emile en het gezin Neefs dan nog geleefd!

GRENSAVONTUUR JEAN NELISSEN (10)

Jean Nelissen van de Post op de Vloeiweide is de verkenner van de omgeving. Het terrein kent hij goed. Zijn waarnemingen waar de Duitsers zitten is straks van groot belang voor de geallieerden. Van verplaatsingen en bewegingen is Jean op de hoogte. Op die manier blijft de informatie actueel. Op een dag beleeft hij een pikant grensavontuur. 

Zoals gewoonlijk is van de Post Jean Nelissen vroeg uit de veren, klokslag 5.00 uur, als de Vloeiweide, die dieper ligt, wordt omhuld door een dichte nevel. De zon priemt er een gaatje doorheen waardoor alles in een goudgeel schijnsel ligt met gele bloemen die jubelen van bevrijding na een vreselijke Tweede wereldoorlog, die eindelijk ten einde lijkt te lopen.
De ketel met warm water fluit. En de tafel voor moeder Neefs heeft hij gedekt met borden en kopjes voor haam man, de boswachter, Paul Windhausen, hemzelf en Frie Renard. Daarna gaat hij naar buiten. Hij heeft, in deze zomer 1944, waarin naast de bevrijding zelfs de natuur een maand later is, de laatste zwarte bramen zien staan en die wil hij overrijp plukken voor moeder Neefs om er jam van te maken. De bodem van de emmer is al gevuld als hij over de zandweg een groepje mannen aan ziet komen. Ze lopen in een gebogen houding en lijken door hun knieën te zakken om zich zo klein mogelijk te maken. “Halt, stehen bleiben!”, roept Jean die zich achter een struik heeft verborgen, “was hat dass zu tun so früh in die morgen”. Daarna komt de man, die zo uitstekend de Duitse taal lijkt te beheersen, lachend tevoorschijn.
“Verrekt”, roept Driek de Graauw, “is me dat schrikken”. “De mof, wij dachten de mof”, vult Piet van Dongen aan. “Niet dat je ze verwacht, zo afgelegen maar je denkt er altijd aan”. Jean Nelissen staat nog alsmaar te lachen. “Bij jouw commando kreeg ik van de schrik de hik”, bekent Belze Jack vriendelijk, “maar gelukkig is jouw Duits nog rotter dan je adem uit je mond; ik dacht gelukkig op tijd… dat kan geen echte mof zijn”. Jantje Dekkers ziet een beetje bleek en geeft geen commentaar. Snarf van Dorst, de sterkste man van Brabant uit de Lange Gampelstraat in Breda, staat er wat onhandig bij. Als hij geen 100 kilo tilt, geen auto’s hoeft op te lichten, of geen treinstel vooruit moet duwen; met de blote handen geen vijf koppen tegelijk tegen elkaar aan kan slaan, leeft hij niet. Hij staat er wat onhandig bij en geeft Jantje zijn drinkenskruik met jenever om wat bij te trekken. De botersmokkelaars zijn op pad. “We maken nou ‘nne bocht”, legt Driek de Graauw uit. “De rechte lijn werd te gevaarlijk. We pakken er een stukske Buisse hei bij en dan komen we wel waar we zijn willen”. De botersmokkelaars zijn gelouterde mannen. Ze moeten uit de handen van de Duitsers èn de douaniers blijven. Driek wisselt met Jean nog wat gegevens uit. Zijn makkers en hij weten precies waar de Duitsers zitten om de bevrijders op kogels te trakteren. Jean Nelissen heeft het allemaal genoteerd. “Succes met de smokkel en we zullen eens gaan kijken”, zegt hij. “Jullie ook het beste en kèkt ’n bietje uit”, waarschuwt Driek. “De mof, die oorloogt, is ginne smokkelaar, gatverdekke da weten gullie ok wel”. “Dat weten we!”, bevestigt Jean Nelissen.
Nog diezelfde middag brengt Jean Nelissen net over de grens de posities van de Duitsers in kaart. Door Driek zijn opgaves is er met de verrekijker vanaf voldoende afstand beweging te zien. Hij heeft lang door de bossen gedwaald maar hij kent het terrein goed. Hij neemt de afslag naar Wernhout, ieder paadje neemt hij binnendoor. Bij de grens wordt hij verrast door een moederke die naast haar fiets loopt met zware tassen aan het stuur. Aan het fietsplaatsje dat aan haar spatbord schommelt en verwijst naar de crisistijd in Nederland ziet Jean dat ze van “zijn kant” komt. Onmiddellijk onderkent hij het gevaar. Hij kijkt nog eens goed. Wat loopt het menske moeilijk! Ze hijgt! Dan ziet Jean haar buik. Ze is zwanger. De man van de post Vloeiweide fluit tussen zijn tanden. Wat moet die hier avonturieren? Hij spreekt ze aan.

- Hedde nogal goed kunnen kopen?, vraagt Jean, wijzend op haar volgepakte tassen.
- Nou goed or!, zegt het vrouwtje, dat eigenlijk nog een durske is en Mietje Beekers blijkt te heten, volkomen onschuldig. Ze is “vanuit de stad” hier naartoe gekomen. Vanuit Breda dus. “Een geluk dat ik heb kunnen slagen op de zwarte markt”.
Ze toont Jean haar tassen trots vol met luiers, slabbetjes, lakens. In februari 1945 verwacht ze haar kindje. “De kleine moet zijn dingen hebben!”, zegt ze. “Goed dat ik in Belz kon kopen”.
Jean Nelissen denkt hypersnel na. Hij heeft geen zin het vrouwtje angst aan te jagen. Jean gokt. “Geef mij een tas van jou”, zegt hij. “Hier is mijn horloge. Ge kunt me vertrouwen. In Breda contact opnemen met Driek de Graauw”. Hij geeft zijn adres. “Met twee tassen komt ge er niet doorheen. Maar zo moet het lukken. Ik help je. Ik blijf hier op de uitkijk”, zegt Jean.
Bij de hefboom, die de grens markeert komt een douanier naar buiten en daarna een Duitser. Vanachter de boom op 10 meter afstand slaat Jean Nelissen, die naar zijn revolver grijpt, alles nauwlettend gade. De vrouw laat aan beiden zien wat ze heeft gekocht. De Duitser verdwijnt al snel naar binnen. Om de Sicherheitspolitie te bellen, schrikt Jean. Maar de feldwebel komt met een fiets naar buiten, een hoge herenfiets, een fiets van de douane. Hij stopt de douanier een apparaatje in zijn handen. Een revolver, oordeelt Jean. En hij is van plan “op te treden” voor de vrouw en het kind. Maar dan hoort hij de Duitser zeggen dat ze voor donker in Breda moeten zijn. Omdat alle lantaarnpalen uitgaan en het gevaarlijk wordt. Er is ook geen revolver aan de douanier overhandigd maar een knijpkat om bij te lichten, indien nodig. Gute reise, Grüsz Gott, hoort Jean de Duitser roepen naar Mietjes, die simpel “hetzelfdes” terugroept.
Bij de Post gekomen overhandigt Jean de posities – die op de hei gewijzigd zijn – die hij vanmiddag in kaart heeft gebracht. De tas van het zwangere meisje, dat op de zwarte markt heeft gekocht, zonder bonnen, heeft hij in de schuur gezet. Dat behoeft allemaal geen praat.
De volgende dag is Piet van Dongen, namens Driek de Graauw, al op de post om de tas van Mietje op te halen. Hij is er al om 5.00 uur. Want hij moet nog wat ophalen wat de smokkelaars op de hei tijdelijk hebben weggestopt. En dat kan nou mooi in die tas mee.
“Wat heeft die mof eigenlijk tegen Mietje gezegd?”, vraagt Jean. “Hij had ook kinderen”, zegt Piet. Hij zei zoiets van: “Ein kind, ach, wie schön, wie schön”. “Maar mijn Duits is niet zo goed als het jouwe”, sneert Piet. “Hoe ging het verder”, vraagt Jean Nelissen razend nieuwsgierig? “Hij gaf de douanier opdracht met de vrouw mee te fietsen tot Breda”.
De man van de Post overhandigt de tas aan Piet. De botersmokkelwaar vervolgt zijn weg. Hij kijkt hem na tot hij is verdwenen aan het eind van het bospad. En Jean denkt na over de vrouw die deed wat ze moest doen om haar kind te borgen en hij denkt ook na over de douanier en de Duitser, die tegen alle formaliteiten in, hun leven riskeerden, zoals zij dat bij de Post ook doen. En hij beseft dat vriend en vijand soms dezelfde dilemma’s kennen, hetzelfde beogen en de moed kunnen hebben te kiezen voor leven in ruil voor eigen leven!


Overige nieuwsberichten