Berichten voor Princenhage
  Nieuwsarchief
  Evenementen
  Zoek winkel of onderneming
  Uitgaan en eten
  Winkelen in België/Frankrijk
  Princenhage in foto's
  Kerkelijk leven, moskee
  Weerberichten
  RECLAMEFOLDERS
  Albert Heijn
  Aldi Supermarkt
  Dirk van den Broek
  Etos Princenhage
  ISPC-Hanos
  Jumbo
  Lidl Prinsenbeek en Breda
  Makro aanbiedingen
  Sligro folders
  Winkelhart Etten-Leur
  Apotheken
  Banken/geldautomaat/Mr Cash
  Bibliotheek, digitheek
  Brandweer
  Dierenzaken
  Dokters, geneesheren, tandarts
  Gas en licht, energie
  Links naar andere sites
  Gemeente, afval, zorg, vervoer
  Internet, WiFi
  Musea
  Onderwijs, kinderopvang
  Politie
  Postkantoor
  Sport / recreatie
  Televisie kijken
  Verenigingen, sociaal werk
  Wonen in Princenhage
  Wijkraden in de omgeving
  Wijkblad-Lapteen-De Stem
  Princenhage in een notedop
  Colofon
  Genealogie Kuipers
  Zonwering Breda Nooren van der Avoird

 

 

 


Presentatie van nieuw fascinerend boek van Rinie Maas (7.4)
Davidsterretje, boek van Rinie Maas uit Princenhage. Beschrijft de jodenvervolging. Afscheidskaartje voor transport naar kamp.
Presentatie donderdag 7 april a.s. in het stadskantoor.
Onthulling monument Wilhelminapark: 13.45 uur
Presentatie boek Rinie Maas (nu al in de boekhandel te koop): 14.30 uur 

Het 1e exemplaar wordt in ontvangst genomen door Marga Minco, beroemd schrijfster van Het Bittere Kruid en vele andere boeken.

De Jodenvervolging in Breda

De Jodenvervolging in Breda is een beladen onderwerp. Wat weten we ervan? In de literatuur zijn publicaties niet of nauwelijks te vinden. De Bredanaar lijkt de illusie te hebben dat die buiten zijn vriendelijke stadje plaatsvond. Een reuze misverstand omdat dit zou doen vermoeden dat de Bourgondische Bredanaar, als puntje bij paaltje komt in oorlogstijd, ook maar één haar beter zou zijn dan de brave burger elders in dit land. Dat is een psychologische onmogelijkheid. Het blijkt uit de koele cijfers: 118 Joodse Bredanaars werden naar de vernietigingskampen gestuurd zoals naar Sobibór en Auschwitz. Anderen overleden in de kampen Vught en Westerbork. Op 50.000 Bredanaars verleenden ongeveer 50 adressen onderduik. Hun houding verdient bewondering. En van de onderduik die Janus Voeten en anderen verleenden wordt dan ook met sympathie gewag gemaakt. Rinie Maas gaat geen onderwerp uit de weg. Hij stelt een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van deze stad aan de kaak zoals over het in Sobibór vermoorde gemeenteraadslid Barend Cohen. Aanleiding voor het monument in het Wilhelminapark dat onthuld zal worden op 7 april 2011. Door Maas’  verhalen flintert echter altijd de droom naar beter zoals de fijnzinnig geschreven geschiedenis van Het Davidsterretje bewijst. Bij Maas ervaart de lezer, volgens zijn biografie op Wikipedia, geloof, hoop en liefde. Ook in dit geval als de toekomst donker lijkt door een geschiedenis die de hemel zwart kleurt.

R.L Hollaers

De laatste kaart

We gaan dadelijk op transport
. Het is dit beladen opschrift dat ieder moment de huiver door een mensenhart jaagt. Het staat op de handgeschreven kaart die de 49-jarige Rosa Goldstein-Egger uit Breda op transport naar Auschwitz in Westerbork uit een veewagon werpt. Nauwelijks in Westerbork gearriveerd staat er een trein klaar voor het gezin Goldstein om door te reizen. Rosa heeft op het station een postzegel weten los te peuteren en ze hoopt nu maar dat dit droevige signaal August de Groot bereikt. Hij is de filiaalchef van de firma Bender in de Veemarktstraat, waarmee Sylvain Goldstein - haar reeds in september 1942 door de nazi’s weggevoerde man - een innige vriendschap heeft opgebouwd voordat de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Door een kier van de wagondeuren frommelt Rosa haar kaart ongezien voor de soldatenwacht naar buiten. Ze hoopt dat het bericht, uit ijdele hoop dat het iets ten goede kan keren, aankomt. Ze kijkt nog even om zich te vergewissen dat de kaart niet onder de denderende wielen van de trein terechtkomt maar op een gunstig briesje van de wind valt de kaart goed; buiten de rails waarop de treinen rijden naar de kampen met een bestemming die niemand wezenlijk kent. Met 1400 Joodse lotgenoten delen Rosa en haar kinderen Leny (12 jaar) en Carry (10 jaar) de veewagon, opgeklemd bij elkaar, met gebrek aan lucht, licht en ruimte en een drukkende en vreugdeloze stemming die nog meer lucht beneemt. Leny en Carry Goldstein die deze beproeving ondergaan zijn blije kinderen. Hun jeugd in Breda is zorgeloos. Ze wonen in vooroorlogs Breda aan de Wilhelminasingel 36 vlakbij de paardenstallen van Uytendaal, waar de mooiste viervoeters zijn te bewonderen.
Dat doen Leny en Carry dan ook heel graag. Paarden en 20 kinderen zijn er daar bij de buren, de trotse telgen van Nico Uytendaal en Fientje Tewen. In de benauwde veewagen en hun jodenster op hun jasje, in aanwezigheid van moeder wier vreugdeloze blik de kinderen niet ontgaat, denken de kinderen aan hun fijne gezin, hun kameraadjes en hun stad en buurt. De stad waar Leny Goldstein in haar pril leventje van 12 lentes (geboren in het St. Ignatiusziekenhuis 23 november 1929) met haar 3 jaar jongere zusje Carry veel beleeft.

Als de trein weer een station passeert in een eindeloze reeks overdenkt Rosa de gang van zaken. Hun mooie huis waar ze vanuit Maastricht zo gelukkig arriveerden aan de Wilhelminasingel 36 en waar Carry is geboren in 1932, al snel gevorderd door de Duitse Luftwaffe nadat de anti-joodse maatregelen van kracht zijn geworden. Met inwoning aan de Teteringenstraat 27a als gevolg. Van enig protest kan geen sprake zijn.
Uit de reeks van maatregelen is het duidelijk dat Hitler de vervolging van de Joden omdat ze Joods zijn genadeloos uitvoert. Zomer 1942 hebben Rosa en Sylvain reeds hun fietsen en die van hun dochtertjes moeten inleveren. Ook de meisjes zijn zich zeer wel bewust van de veranderingen die hun leven volledig op zijn kop zet. Het wordt een diep vernederende gang naar Openbare Werken aan de Slingerweg. Je fiets moeten afstaan, bij Duitse decreet. Waarvoor? Daardoor! Wat moet nou zo’n soldaat met mama’s fiets, merkt Carry op.
De meisjes zouden een tweeling kunnen zijn. Ze spelen met alle kinderen maar trekken ook altijd samen op. Als op een warme dag in 1941 alle andere kinderen zich gereedmaken om verkoeling te zoeken in het zwembad de Prinsenplassen bij het Mastbos en zij hun zwempakje moeten laten liggen, maken ze levende beelden in de zandbak. De modellen zijn Leny en Carry Goldstein zelf. Om de beurt laten ze zich onderdekken met zand en hebben het grootste plezier door de gekke vormen die ze neerleggen. Het zonnetje straalt. Moeder heeft ranja. Het zwembad is totaal vergeten. Het klimaat wordt naarder als de meisjes merken dat ze een postkantoor niet binnen mogen gaan; niet de bloemen en planten meer mogen bekijken in het Valkenberg (1 september 1941). Dat werpt een schaduw op hun hartjes die daarvoor zorgeloos zijn. Tijden waarin de Nutsschool aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat voor Leny aan het begin van de oorlog niet eens een veilig wijkoord is. Maar een school die ze graag volgt. Een tijd waarin ze naar schooltoneel kijkt in Concordia en niet kan vermoeden dat onder de mijter van Sinterklaas in ’t Zuid op de Grote Markt het markante hoofd van buurman Uytendaal, die in opvolging van vader op zoons drie bisschoppen aan Breda leveren, schuilgaat. En dan is er nog de doorsteek. Hoe leuk is het niet op theevisite te gaan bij de ouders van Marga Minco aan de Loopschansstraat, waar ze in 1937 bij vader en moeder op schoot worden gefotografeerd. Een straat waar ook meneer B. Gokkes woont. Ieder kind noemt hem meneer. Want hij is leraar in de Franse taal- en letterkunde aan het Stedelijk Gymnasium. Een beschaafd man in een tijd dat de rassenleer, de theorie van bloed en bodem, Germaanse stamverwantschap, sibbenkunde en meer van dat fraais opgang maakt. Waarmee ook het stadsarchief in Breda wordt belast. De buurman overleeft de waanzin niet De heer B. Gokkes wordt vermoord op grond van een verderfelijke rassentheorie, aldus historicus A. Hallema. Hij ondergaat het wrede lot dat alle Joden van allerlei rang en stand is beschoren. Benjamin Gokkes vindt de dood op 8 maart 1943 in Neukirch en zijn vrouw Eva Gokkes-de Bock op 15 december 1942 in Auschwitz. Het zijn de buurtgenoten van de familie Goldstein en van de familie Minco.
Minco.. Hun lot? Het is degenen die met de trein op weg zijn naar dezelfde bestemming niet bekend. Het is evenmin bekend dat het de heer Gokkes al eens is gelukt te ontkomen aan een razzia van de S.D. door te vluchten langs de doorsteek die de meisjes Goldstein maken en zich te verbergen in een gierput in de paardenstallen van Uytendaal. De tweede keer wordt hij opgepakt.

Dat deze gegevens en de levensbeschrijving van de familie Goldstein bekend is geworden danken we aan de kennis van de Bredanaars maar niet in de laatste plaats, beter gezegd op de eerste plaats, aan de schrijfster van kinderboeken Rachel van Kooij. Haar levensloop is een verhaal op zich. In 1968 wordt Rachel in Wageningen geboren. Op haar tiende verhuist het gezin Van Kooij naar Wenen, de nieuwe standplaats van haar vader, die VN-functionaris is. Rachel studeert af aan de universiteit van Wenen en is inmiddels een gearriveerd en veelgelezen boekenschrijfster in vele talen. Ze is de kleindochter van het Bredase echtpaar De Groot, juist, ja, de filiaalhouder van de firma Bender. Die bevriend geraakt met Sylvain Goldstein, die een vleugel bij hem aanschaft. De verweduwde De Groot verhuist naar de Pastoor Vermuntstraat in Ulvenhout met zijn tweede vrouw. Daar logeert Rachel. Het meisje raakt geïntrigeerd door een prentbriefkaartenalbum. Dat is het album van Leny, zegt haar moeder. Leny is vermoord, hoort Rachel nadat ze het boek heeft geopend. En dat zinnetje is de jeugdboekenschrijfster altijd bijgebleven. Als ze het boek opnieuw onder ogen krijgt als pedagoge/verzorgster van gehandicapten èn boekenschrijfster pakt Rachel het thema in 2003 op. Wie is Leny Goldstein? En Carry Goldstein? En haar ouders? Ze geeft hun vergeten leven terug. Door Jan Bader van de Synagoge in Breda die haar een inkijk gunt in de memoires van Henri Samuel, de voorzitter van de Joodse raad in Breda en niet in de laatste plaats Marga Minco zelf. Ze schrijft met succes haar boek, dat in 2009 verschijnt onder de titel: Eine Handvoll Karten.

En dan vallen we in het wezenlijke verhaal. Op transport werpt Rosa Goldstein uit Breda haar kaarten uit de trein. Haar gefrankeerde kaart is gericht aan de familie De Groot p/a firma Bender in Breda. Die hiermee door een leidend principe in niets aan Duitse maatregelen tegen de Joden mee te werken, in een uitstekend daglicht komt te staan. De uit de trein geworpen, afgestempelde kaarten zijn bijna allemaal terechtgekomen. We gaan op transport, luidt de mededeling op de losgelaten kaart - met het verzoek deze te posten – die de wanhoop over de Endlösung op diep schrijnende wijze weergeeft. Zou 't water koud zijn?....vraagt de 12-jarige Leny Goldstein zich af? De gaskamer ziet ze aan voor een massale doucheruimte.
Dat gebeurt enkele uren voor haar 13de verjaardag. Leny is pas geslaagd voor haar het toelatingsexamen voor het Stedelijk Gymnasium op de Nutsschool aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat. In de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vinden in 1942 Sylvain Goldstein (1890), moeder Rosa Egger (1893) en de meisjes Leny (1929) en Carry (1932) de dood. De meisjes beleven een fijne jeugd in Breda, althans voordat een waanzinnige theorie hen belaagt. De wetenschap van hun ellendige einde kleurt elke gebeurtenis in hun blije kinderleven intens bleek, schrijft Leo Nierse in de bijlage Spectrum BN/DeStem 20 maart 2010. Hun leven komt niet veel later op transport ten einde ... na het schrijven van de laatste kaart.

Overige nieuwsberichten